39
door ErikW
Zoals beloofd nog iets over temperatuur en TDS-meting.
Spring maar naar de conclusie hoor. Voor mij is dit diep genoeg.
Even heel diep duiken!
De temperatuur heeft heel veel invloed op een TDS-meting.
Bv 1278 μS bij 20 °C en al 1413 μS bij 25 °C.
Hierom de referentietemperatuur gebruiken. Vaak wordt 20 °C of 25 °C aangehouden.
Het een is niet beter dan het andere maar gewoon anders.
Dit wordt veroorzaakt door dat moleculen bij hogere temperatuur gewoon harder bewegen en dus sneller tussen de meetpolen kunnen verplaatsen.
Maar is meer aan de hand.
De temparuurafhankelijk (= verandering van de geleidbaarheid per °C) van het gemeten monster.
De temperatuurafhankelijkheid van elk monster is anders. Het hangt af van de temperatuur en de ionenconcentratie.
De temperatuurafhankelijkheid heeft een positieve correlatie met de temperatuur en negatieve correlatie met de ionenconcentratie. Hoe lager de temperatuur en hoe hoger de concentratie van ionen in oplossing, hoe lager de temperatuurafhankelijkheid.
Een monster kan totaal verschillende temperatuurafhankelijkheid bij verschillende temperaturen en verschillende ionenconcentraties vertonen.
Om de complexe relatie tussen geleidbaarheid, temperatuur en ionenconcentratie te vereenvoudigen, zijn er verschillende temperatuurcorrectiemethoden ontwikkeld om gebruikers tegemoet te komen:
1. Lineair (met behulp van temperatuurcoëfficiënt α)
2. Niet-lineair corrigeren
3. Geen temperatuurcorrectie maar werken naar gelijke monster en sensortemperaturen.
1. Voor medium tot sterk geleidende oplossingen kan een lineaire vergelijking worden gebruikt voor temperatuurcorrectie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de temperatuurcoëfficiënt, die handmatig door de gebruiker wordt ingevoerd. de lineaire temperatuurcoëfficiënt is uniek voor elk monstertype en alleen geldig over een smal temperatuurbereik.
Als de meting bv bij 27 °C plaatsvind wordt met een lineaire temperatuur coëfficiënt van 2% (geldt voor water) per graad naar 25 °C of 20 °C omgezet.
2. Echter is in natuurlijke wateren de temperatuurafhankelijkheid sterk niet-lineair, zodat niet-lineair correctie moet worden gebruikt.
De gemeten geleidbaarheid, κT, is vermenigvuldigd met de temperatuurafhankelijke factor, f25, van de gemeten temperatuur en dus verwezen naar de referentietemperatuur van 25 °C.
De meeste moderne geleidbaarheidsmeters hebben een f25-coëfficiëntentabel die is geprogrammeerd om het leven een beetje gemakkelijker te maken.
Als bijvoorbeeld een andere referentietemperatuur, b.v. 20 °C, is gewenst, het geleidbaarheidsresultaat verwijst naar 25 °C wordt eenvoudig gedeeld door 1,116 (de waarde is overgenomen uit de bovenstaande f25-tabel):
Samenvattend
Hoewel de parameters die worden gebruikt voor het meten van de geleidbaarheid vrij eenvoudig zijn, moet voorzichtigheid worden betracht:
De juiste geleidbaarheidssonde kiezen met de juiste cel-constante voor het monster van belang samen met de geschikte geleidbaarheidsstandaard voor kalibratie zijn absoluut essentieel. De volgende punten helpen bij het verminderen van meetfouten en verhogen op hun beurt de nauwkeurigheid van de uitgevoerde geleidbaarheidsmeting:
juiste behandeling en opslag van de geleidbaarheidssonde
correcte kalibratie met verse standaarden voorafgaand aan de meting
rekening houden met de temperatuur en temperatuurafhankelijkheid van een monster.
Zo dat was wat watermeetkunde!
Ik geloof dat ik een beetje snap maar ben nu wel aan een lekkere espresso toe!
Conclusie:
Voor espresso gewoon een goede 4-polige TDS meter meter met cel-constante van 0.5cm, kalibratievloeistof en temperatuur meten. Eventueel gewoon lineaire correctie toepassen.