Nederland heeft last van een hardnekkige compensatie- en declaratiereflex
Column
SANDER SCHIMMELPENNINCK
De afgelopen weken heb ik twee keer de Nederlandse televisie aangezet, en beide keren was daarop een tranentrekkend verhaal van een bijstandsmoeder te zien die haar rekeningen niet meer kan betalen. Werken wilde ze niet, want dan kon ze haar schoolgaande kinderen niet de aandacht geven 'die ze nodig hadden'. Het zal vast toeval zijn, maar het beeld dat wordt geschetst is duidelijk: in Nederland kunnen grote groepen mensen hun rekeningen niet meer betalen, en de overheid moet acuut bijspringen. Dat doet die overheid dan ook, met een pakket ter waarde van ruim 17 miljard.
Maar dat is een klassiek staaltje paniekvoetbal, zoals de Raad van State ook constateerde. Zoals de verlaging van de accijnzen op benzine, waar vooral de rijken van profiteren, dat ook al was. Allereerst omdat de huidige inflatie- en koopkrachtcijfers een vertekend beeld geven: die berekening gaat er namelijk ten onrechte van uit dat alle Nederlanders elke maand een nieuw (variabel) contract afsluiten en dus het toptarief betalen. Maar belangrijker nog: 'Het haastige proces staat een zorgvuldige besluitvorming over andere onderwerpen, zoals de vermogensverdeling, in de weg.'
Dat er ook een andere kant aan het koopkrachtverhaal zit, wil men niet horen. 'Een groeiende groep Nederlanders heeft moeite om rond te komen, maar met z'n allen hebben Nederlandse huishoudens nog steeds tientallen miljarden euro's coronaspaargeld over', zo tweette Peter Hein van Mulligen van het CBS. Een waarheid als een koe, maar blinde woede was zijn deel: hoe haalde hij het in zijn hoofd het enorme leed van vele Nederlanders zo te bagatelliseren? En als je je hoofd in de oven stopt, en je voeten in de vrieskist, dan geeft de thermometer in het midden ook 37 graden aan; dat zegt toch niks?
Nederlandse burgers en bedrijven hebben last van een hardnekkige compensatie- en declaratiereflex: alle risico's moeten worden afgedekt door de overheid. Dat hebben ze afgekeken van de grote jongens, die immers hun winsten mogen houden, maar dikwijls hun verliezen kunnen afwentelen op het collectief. De overheid geeft onder de populistische druk altijd toe, zo weten zij. Wanneer het NOS-journaal de bijstandsmoeders van stal haalt, weet je wel hoe laat het is.
Maar er is meer dan genoeg spek op de botten in Nederland, vooral bij de burger zelf. In de krankzinnig grote pensioenpot van 1.800 miljard bijvoorbeeld, die overigens voor het absurde bedrag van 16 miljard per jaar wordt beheerd door vermogensbeheerders die Nederland uit dank daarvoor jaarlijks de WC-Eend-award voor 's werelds beste pensioenstelsel overhandigen. Maar ook in de overwaarde van al die eigen huizen, die in coronatijd soms met tonnen is gestegen.
Het probleem zit dus niet zozeer aan de uitgavenkant, maar in de manier hoe we onze moddervette spaarpot verdelen en belasten. En in ons gebrek aan liquiditeit, dat zich wreekt bij crises. Ondertussen betaalt het kabinet dus liever de bonnetjes van het schadeherstelbedrijf, dan dat het de weg eens fatsoenlijk asfalteert. Dat alles onder druk van populistische stemmen die het leed van de gewone man overdrijven en daarmee het kabinet dwingen tot kortetermijnplannen, waar langetermijnplannen nodig zijn.
Gelukkig waren er, tegen de achtergrond van de inmiddels folkloristische vuilbekkerij van extreem-rechts, ook goede ideeën die door de Kamer kwamen deze week. Zo zijn de bonus voor deeltijdwerkers die naar voltijd gaan, de gratis kinderopvang én de gratis schoollunches in 'moeilijke' wijken pure vooruitgang. Nu de pleisters zijn geplakt, kunnen we het dan nu dan eindelijk over de lange termijn gaan hebben?